Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]Nochtans zult gij sterven [16]als een mens; en [17]als een van de vorsten zult gij [18]vallen. 15. Derhalve behoort gij oprechtelijk te wandelen en te handelen, gedenkende dat gij God rekenschap zult moeten geven van al uw doen en laten. 16. Hebr. gelijk Adam, dat is, zowel als de andere gewone sterflijke mensen. 17. Te weten, die tevoren geweest en allen gestorven zijn. Anders: en gij overste, zult vallen, gelijk een [ander]. 18. Dat is, sterven.